Ooit stond ik bovenop de Dom
En ik klom toen over het hekje
Ja ik weet het is knap stom
Want als je valt breek je je nekje
Ik keek jaloers wat naar benee
Zag verliefde mensen wandelen
Een meisje bemoeide zich ermee
Wilde met mij onderhandelen
Zij bleek lief maar ook heel mooi
Een bijzondere verschijning
Zij hield eerst een heel pleidooi
Klom zelfs over de omheining
Zij begon over de zin van het leven
Ik reageerde wat gelaten
Zij zei 'kom heb je heel even'
'Ik wil alleen maar met je praten'
Dat viel mij dan toch weer tegen
Ik had meer van haar verwacht
Ik wilde zelfmoord gaan plegen
Vanaf de Dom, zo in de gracht
Ze greep gedecideerd mijn hand
Liet er geen twijfel meer over bestaan
Ik ben kort daarna geland
En zij is toen gegaan